Column: Sportschoolperikelen

door

in

Sinds een half jaar bezocht ik een of twee keer per week de Basic-Fit in de Galgenwaard. Dat was een hele stap voor me geweest. Na jaren niet te hebben gesport, was mijn lichaam begonnen me duidelijk te maken dat het wat meer beweging nodig had dan de tien minuten die ik elke dag naar en van werk fietste. Ik had dus heel voorzichtig weer geprobeerd een sportritme te vinden, en in die zoektocht kwam ook de sportschool op mijn pad.

Aanvankelijk begon ik met het trainen van mijn conditie op de loopband, en met ergometeren. Maar na een tijdje begon ik ook rustig eens te grasduinen tussen de krachtapparaten.

Het kostte me heel wat stoïcisme om me niets aan te trekken van de blikken van andere mensen, terwijl ik probeerde uit te vinden hoe ik op de apparaten moest zitten, en terwijl ik de twintig kilo-discs van de apparaten verwijderde totdat er nog maar tien kilo op zat. Toch deed ik het.

Ik bleef een beetje het gevoel houden dat ik niet helemaal thuishoorde in de krachtzone, tussen die afgetrainde, angstaanjagend sportief uitziende krachtpatsers die zonder blikken of blozen barbells met gigantische schijven boven hun borst verheffen. Maar desondanks begon ik heel geleidelijk mijn weg te vinden tussen de machines die er met hun katrollen, kussens, kabels en gewichten toch nogal ingewikkeld uitzien.

Op een avond zat ik op een apparaat dat leek op een soort roeiapparaat, waarbij je je armen over een horizontaal vlak voor je borst moest uitstrekken. Ik weet niet meer precies welke spiergroep het apparaat trainde, maar ik had gemerkt dat het wel goed ging, dus keerde ik regelmatig naar dit apparaat terug.

Vanuit mijn ooghoek zag ik een jongen me naderen. Hij vroeg iets aan me.

In het half jaar dat ik hier nu kwam, had ik slechts één keer tegen iemand gepraat. Dat was toen ik dacht dat iemand mijn spullen had gestolen uit het kluisje waar ik ze in had opgeborgen en dat ik had dichtgedaan, zonder het op slot te doen. De sportschoolhouder moest me toen uitleggen dat ik het slot moest uittrekken, en dat ik dán pas kon draaien. Hij deed het me voor en het kluisje ging open, met mijn tas er nog in. Opgelucht, maar ook flink gegeneerd, had ik hem bedankt. Afgezien van dat voorval had ik nooit verbaal contact met iemand gehad; dat was zelfs niet nodig geweest toen ik mijn lidmaatschap afsloot.

Ik schrok dus een beetje toen deze jongen mij aansprak. Het lukte me gelukkig daar niets van te laten merken, alleen hoorde ik niet wat hij zei, want ik had mijn koptelefoon op. Die trok ik dus van mijn hoofd, en vroeg: “Sorry?”

De jongen herhaalde zijn vraag. “Hoeveel sets moet je nog?”

Daar had ik niet over nagedacht. Vooralsnog keek ik gewoon hoe lang ik het vol hield, en besloot ik af en toe ad hoc of ik er na drie sets misschien nog een of twee bij zou kunnen doen. Maar ik gaf geen kik. “Twee,” antwoordde ik.

De jongen zei “Oké,” stak zijn duim op en met een knik van zijn hoofd draaide hij zich weer om.

Ik zette mijn koptelefoon weer op terwijl ik me terug naar het apparaat wendde. Ik maakte de twee sets af, droogte de zitting en de handvaten en keek om me heen voordat ik het gewicht op tien kilo zwaarder instelde dan ik het had gebruikt. Ik hief mijn hoofd op en liep linea recta naar de abdomen curl. Het was allemaal alsof ik precies wist wat ik deed.


Reacties

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *