Kort verhaal: De kluizenaar

Zij stond er alleen voor. Na lange jaren aftasten en onderhandelen begon haar leven zich eindelijk te stabiliseren richting een koers die schijnbaar de rest van haar leven uitzette. Hoewel zij waarschijnlijk al geruime tijd geleidelijk naar exact deze constante aan het toewerken was, was het besef dat deze koers steeds verder, en uiteindelijk onbelemmerd, de toekomst in reikte, abrupt tot haar gekomen.

Zij was verbaasd hoe kort zij uit het veld geslagen was door deze visie, die zo plotseling was ingedaald. Aanvankelijk bemerkte zij bij zichzelf een zekere teleurstelling, die haar deed denken aan een groot aantal vroegere momenten; al snel maakte deze teleurstelling plaats voor een diep begrip en inzicht. Toen realiseerde zij zich dat zij gedurende haar voorgaande leven naar dit punt was geleid en dat de toekomst altijd al geheel te voorspellen was geweest uit de precieze temporele en ruimtelijke configuratie van al wat haar leven in het verleden had getekend—niet in het minst uit haar eigen karakter.

Dat was wat zij zag: zij zou er alleen voor staan. Nu voelde zij zich gelukkig en vrij, een sensatie die gevoed werd door het idee dat haar onmacht om iets te veranderen niet langer beklemmend maar opluchtend was. Niet alleen vond zij nu rust in het comfort dat eenzaamheid haar bracht, maar zij wist nu ook dat volmaakte isolatie haar definitieve antwoord was op de leer van de sociale norm, een leer die een tol van haar had geëist waarvan zij nu inzag dat zij hem niet kon betalen.

Iemand die zijn eenzaamheid omarmt is niet veeleisend, en zij besloot zich te vestigen in een vervallen huis in het verre oosten van haar land. Er voerde een weg langs het huis en af en toe kwam er een reiziger voorbij.

Zij vroegen haar: “Voelt u zich dan niet alleen?”

Zij antwoordde: “Natuurlijk. Dat kan niet anders. Er wonen in de verre omtrek geen mensen.”

“Vindt u dat niet vervelend?”

“Dat zou het zijn, als ik niet had besloten het niet vervelend te vinden.”

“Was het maar zo makkelijk, dat men dat zomaar kon besluiten.”

“Vreemdeling, u hebt gelijk, misschien is het niet makkelijk, maar ook niet onmogelijk.”

“Wat is er voor nodig?”

“Een diepgewortelde toewijding aan het zoeken van het individuele geluk, die nooit aan kracht inboet, zelfs niet, juist dan niet, als het individuele geluk in gaat tegen het geluk van het collectief.”

Slechts zelden gingen de reizigers zonder enige verwarring weer op weg. Zij keek hen door het raam van haar huis over de eindeloze weg na, en dacht dat het logisch was dat zij hen verontrustte; zij waren immers reizigers, het idee van permanente vervreemding stond hen niet aan—de eenzaamheid hier was voor hen slechts een museum, waarvan zij de verhalen vertelden aan hen thuis die ze wilden horen.

In een enkel geval begrepen reizigers haar. Zij zagen haar gammele huis van een afstand en herkenden in haar, met een vertrouwdheid die hen vreemd was, een lotgenoot. Ook deze reizigers waren altijd op weg terug naar huis; daarin verschilden zij van de anderen dat zij dat niet wilden. Zij doorzag deze wens eerder dan dat zij dat zelf deden en hield hen deze voor. Uiteindelijk vervolgden ook deze reizigers hun weg, maar veelal in een andere richting dan zij van plan waren geweest. Ook hen keek zij na, maar dan met een onverwacht verdriet, en zij wist dat ze niet had gewild dat zij bleven maar dat ook zij geen volmaakte eenzaamheid begeerde.


Reacties

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *