Onderstaande recensie is op 18 augustus 2025 verschenen op 8weekly.nl: zie hier.
De naaister en de wind – een van César Aira’s meer nadrukkelijk surrealistische werken – laat zich op geen enkele manier voorspellen. Deze roman past, zowel wat vorm als wat inhoud betreft, naadloos in het oeuvre van deze auteur, die de lezer wel vaker op het verkeerde been zet.
Bij het verschijnen van de Nederlandse vertaling van De haas bleek in 2023 bleek al dat je bij Aira nooit weet wat voor kapsones hij in zijn verhalen voor je in petto heeft. Met zijn roman De naaister en de wind – uit 1994, maar nu voor het eerst in Nederlandse vertaling verschenen – is die stelling onderschreven, met een kleine aantekening: de wervelwind-achtige vertelstijl, schijnbaar uitgetekend op een sterk filosofische blauwdruk, is in al zijn romans terug te vinden. Ook blijkt uit al zijn boeken zonder meer dat Aira lak heeft aan welke literaire, genre-gebonden conventie dan ook.
In De naaister en de wind gaat naaister annex huisvrouw Delia op zoek naar haar zoon Omar, die volgens haar per ongeluk is ontvoerd naar het verre zuiden van Patagonië. Zodra haar man, Ramón, hoort dat zijn vrouw aldus de hielen heeft gelicht, reist hij haar in een kleine truck achterna. Onder nogal verwonderlijke omstandigheden komen Delia en Ramón, en nog enkele andere van hun dorpsgenoten, op de pampa terecht – het uitgestrekte, kale zuiden van Zuid-Amerika. Daar wervelen hun wegen, geholpen door de wind – die ook als personage fungeert – op groteske wijze om elkaar heen.
Transformatie als motief
Transformatie is een terugkerend motief in De naaister en de wind: een autootje verandert in een vlinder, de wind wordt een personage, een fossiel verandert in een rijtuig. Maar misschien wel de belangrijkste gedaanteverwisseling is die van Aira in zijn jeugdvriend, Omar, aan het begin van het boek. Na enkele autobiografische overpeinzingen, waarin Aira uiteenzet wat voor verhaal hij wil schrijven en waarin hij zich laat meevoeren door zijn herinneringen, denkt hij terug aan een onschuldig spelletje verstoppertje met zijn buurjongen in de oplegger van een vrachtwagen en verwisselt zichzelf met de ander: het is niet langer Aira die in de oplegger zit, maar Omar. Die truc slaat aan: Aira heeft zijn verhaal gevonden, en steekt van wal. De vrachtwagen vertrekt, neemt per abuis Omar mee, en Delia reist hem achterna.
Een surreëel verhaal – of toch niet?
Verderop in de tekst nemen de verhaallijnen tamelijk surrealistische wendingen; zo verdwaalt Delia op den duur in een grimmige truck zo groot als een appartementencomplex en komt op een tamelijk bizarre wijze het ultieme monster van de pampa ter wereld. In het bekende interview De geur van guave beweert Gabriel García Márquez dat hij nooit ook maar iets uit zijn magisch-realistische romans heeft hoeven verzinnen: de Zuid-Amerikaanse werkelijkheid had hem zogenaamd al het materiaal verschaft dat hij nodig had om zijn boeken en verhalen te schrijven. Met die bewering in het achterhoofd zou je je kunnen afvragen of het wel terecht is om de surrealistische elementen in De naaister en de wind af te schrijven als jolige verzinsels van de hand van de schrijver. Wat als zij meer zijn dan pure fantasie? Wat voor waarheid dragen zij in zich?
Een fascinatie voor de pampa
De lezer krijgt de indruk dat de surrealistische verteltrant dient om de ervaring van het bestaan in Patagonië weer te geven. Dat komt door de nadruk die in het verhaal wordt gelegd op het landschap en de weersverschijnselen die uniek zijn voor zuidelijk Argentinië. Zou het kunnen dat Patagonië een landstreek is die zich niet door middel van realistische, voorstelbare scenario’s laat omschrijven, en dat Aira in het surrealisme de enig mogelijke vorm heeft gevonden om die omgeving voor niet-ingewijden voelbaar te maken? Met andere woorden: komt het surrealistische beeld van de pampa waarmee Aira die schetst, misschien juist strikt overeen met hoe het daadwerkelijk voelt om daar te zijn?
De fascinatie die Aira in zijn boeken voor de pampa aan den dag legt – ook in De haas en in Een episode in het leven van een landschapschilder speelde Patagonië een onmisbare rol – werkt aanstekelijk. De lezer krijgt zin om Patagonië met eigen ogen te bekijken, al was het maar om te beoordelen hoeveel van Aira’s romans er daadwerkelijk verzonnen is en hoeveel niet.
Van verhaal naar beschouwing en terug
De openingspassage – de nostalgische mijmering waarin Aira zichzelf verwisselt met zijn jeugdvriend Omar – is redelijk goed te interpreteren in het licht van het narratief dat erop volgt: zodra niet langer Aira, maar Omar in de vrachtwagen zit, worden Omar en zijn ouders automatisch de hoofdpersonages van het verhaal. Die verwisseling zet de verschillende verhaallijnen die zich op de pampa afspelen in gang. De overgang tussen autobiografie en narratief is hier helder en soepel, en Aira weet op ingenieuze wijze de focus te verleggen van het metanarratieve naar het narratieve niveau.
De openingspassage is de eerste in een reeks vergelijkbare beschouwingen die in de loop van de tekst het verhaal over Delia blijven onderbreken. Maar de meeste van deze filosofische intermissies hebben – in tegenstelling tot de eerste – zo goed als geen duidbare, inhoudelijke verbinding met het narratief over Delia. Dat komt doordat de meeste van deze digressies een nogal serieuze toon kennen, en soms wat al te filosofisch, idiosyncratisch en onnavolgbaar zijn.
Wat betreft stijl en perspectief zijn de digressies nogal ver verwijderd van het verhaal van Delia, dat een logische chronologie kent en bovendien op een luchtige en lachwekkende wijze wordt verteld. Deze twee literaire ‘ingrediënten’ zijn dus soms, door de grote verschillen ertussen, lastig met elkaar in verbinding te brengen. En dat terwijl er snel en regelmatig tussen deze twee elementen wordt geschakeld, waardoor juist de indruk wordt gewekt dat een dergelijke inhoudelijke verbinding wel degelijk bestaat.
En dat is spijtig. Als de lezer de rest van de metanarratieve onderbrekingen – net zoals de eerste – goed had kunnen plaatsen in het licht van het narratief over Delia, dan hadden die onderbrekingen op geslaagde wijze extra diepte aan de tekst kunnen geven.
Niet Aira’s meest toegankelijke werk
Voor de lezer die zich graag laat vermaken door een surrealistisch en absurdistisch plot is De naaister en de wind absoluut de moeite waard. Voor die lezer zullen echter de tamelijk ondoordringbare filosofische bespiegelingen aanvoelen als onnodige complexiteiten, die toegankelijkere boeken met een surrealistische verteltrant achterwege laten. Aira-liefhebbers zullen ook deze bespiegelingen echter kunnen waarderen. Voor hen is De naaister en de wind eerst en vooral een aangenaam warm bad in Aira’s literaire universum.

Geef een reactie